vrijdag 12 augustus 2016

Op zoek naar zuster Groote Wolthaar

Bestemming bereikt! De rest van het reisgezelschap bij het klooster.
Soms levert een kijkje ter plaatse meer informatie op dan een bezoek aan het archief of de zoveelste database. Dat gold voor onze funeraire road trip naar Budel twee weken geleden. Daar staat nog (een deel van) het klooster van de Zusters van Liefde die in dit Brabantse dorp ruim 130 jaar lang voor bejaarden, wezen en zieken zorgden en onderwijs gaven. In dit klooster overleed Petronella Wilhelmina Groote Wolthaar in 1923. Ik schreef al eens over haar, ze werd maar 26 jaar. 

Op het plaatselijke kerkhof zou nog een muur met (daarheen verplaatste) zerken van kloosterzusters te zien zijn en een plaquette. Daar was ik wel benieuwd naar, dus op naar Budel. Het kerkhof was zo gevonden en gelukkig vonden we ook de kruisen - sober en grotendeels onleesbaar - en een informatiebord. En ja, ze stond op de namenlijst, zuster Groote Wolthaar. Met als bonus haar kloosternaam, Ignatina Maria. Nu weten we hoe ze door haar collega’s werd genoemd en hoe ze in het dorp bekend stond. Heel bijzonder vind ik dat. Een van mijn persoonlijke ergernissen in de genealogie is namelijk dat je van veel mensen nooit achterhaalt hoe ze in het dagelijks leven genoemd werden. Hoe werd Petronella Wilhelmina genoemd voordat ze zuster Ignatina Maria werd? Nellie? Nel? Pietje? Petra? Je weet het niet en je komt er niet achter ook. Die onzekerheid is voorbij wat zuster Ignatina Maria betreft en dat is mooi.

maandag 13 juni 2016

Boerderij in beeld (3)

Deel drie alweer over mijn onderzoek naar de boerderij van de familie Bos Overmars. Deel een en twee vind je hier. Eind maart heb ik in het archief in Zwolle de registers van het Kadaster bekeken. Geen eenvoudig klusje, ik snap nu waarom er speciale cursussen zijn over kadastraal onderzoek. Het heeft me heel wat uren gekost om de gevonden informatie te bestuderen en analyseren.

Ik had ook geluk, want op delpher.nl was nieuw gedigitaliseerd materiaal beschikbaar en dat leverde interessante aanvullende informatie op. Hoewel ik niet uitsluit dat ik in een later stadium nog meer informatie boven tafel krijg, levert dit in grote lijnen het volgende beeld op:

Pa Bos Overmars en zijn kinderen waren van plan de boerderij en bijbehorende grond te verkopen in september 1917. Dat blijkt uit onderstaande advertentie. Wilde vader Joannes Henricus stoppen met de boerderij en kon of wilde geen van zijn kinderen hem opvolgen? Het lijkt er wel op.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 6 september 1917
Uiteindelijk liep het anders. De veiling werd een paar dagen van te voren afgeblazen omdat de 57-jarige Joannes Henricus was gestorven. Misschien was hij al langer ziek, maar het is goed mogelijk dat zijn overlijden onverwacht kwam. De plannen werden namelijk aangepast en zijn kinderen besloten de boerderij niet te verkopen. In juni 1918, meer dan een half jaar na zijn dood, werd een klein aantal percelen verkocht, maar het overgrote deel bleef in handen van de familie. Om precies te zijn van zijn twee oudste dochters Mies en Diene en zijn zoon Jas. Zij drieën werden volgens de kadastrale registers eigenaren van nagenoeg alle percelen uit het eerder genoemde taxatierapport.

Hoe de kinderen dit onderling regelden, weten we niet. Voor het overlijden van Pa Bos Overmars stonden álle kinderen, dus ook hun zus Miete en hun twee halfzussen (uit het tweede huwelijk van Pa Bos Overmars) als mede-eigenaren geregistreerd, waarschijnlijk omdat alle kinderen een deel hadden geërfd van hun, in beide gevallen jonggestorven, moeder. Mogelijk ging de opbrengst van de verkochte percelen naar de resterende kinderen.

Waarom Mies, Diene en Jas de boerderij nu wél overnamen en dat eerst geen optie was, weten we niet. Het is verleidelijk hier allerlei streekroman-scenario’s te bedenken (Ruzie in de familie? Conflicten met Pa over de bedrijfsvoering?) maar laten we het maar bij de feiten houden. In het Kadaster is opgetekend dat het 'driemanschap' vijftien jaar functioneerde, tot 1933. Toen kreeg Jas zijn eigen pagina in het register en verdwenen zijn zussen van het toneel. Een deel van de percelen werd verkocht, een deel werd overgeschreven op naam van Jas. Dit verklaart ook het landmetersrapport uit datzelfde jaar, dat ik eerder niet helemaal kon plaatsen.

Vijf jaar later, in 1938, gooide ook Jas de handdoek in de ring. Hij verkocht zijn boerderij en de resterende grond en ging als knecht werken, voor een andere boer.

zaterdag 21 mei 2016

Moord op de controleur (1942)

Mijn post over het illegale kalf van Jans Groote Wolthaar deed me denken aan het boek Vergeten moord? In Raalte van Jan Leenhouts, dat uitkwam in 2014. Draaide dat ook niet om een controle op illegaal vee? Inderdaad, zo bleek toen ik het nazocht. Opmerkelijk genoeg speelt het in dezelfde periode, het najaar van 1942.

In Vergeten moord? doet Leenhouts verslag van zijn onderzoek naar de moord op Wim Sesink, een jonge ambtenaar in dienst van de Centrale Crisis Controle Dienst (CCCD). Deze organisatie was in de jaren ‘30 opgericht om illegale handel, clandestien slachten en hamsteren tegen te gaan, zo is te lezen. Medewerkers van de dienst - die om begrijpelijke redenen niet bijster populair was, zeker niet tijdens de bezetting - bezochten boerderijen om ter plekke controles uit te voeren.

Op 22 september 1942 bracht Sesink een bezoek aan de boerderij van Anton Klunder op Linderte 67, tegenwoordig Assendorperweg 11. Klunder was, blijkt uit de verhalen die Leenhouts boven tafel kreeg, op z’n zachtst gezegd een vreemde snuiter met agressieve trekjes. Hij had een aantal jaar daarvoor de hand weten te leggen op het boerderijtje, dat oorspronkelijk van de ouders van zijn toenmalige verloofde was. Het voorgenomen huwelijk ging niet door, maar Klunder bleef er wonen en zowel zijn verloofde als haar ouders voelden zich genoodzaakt de woning te ontvluchten.

Tijdens de bewuste controle trof Sesink in de schuur van Klunder vee aan dat niet in het boekje stond. Ook was er clandestien verbouwde rogge. Er ontstond een woordenwisseling tussen de twee, waarna Sesink met een bezemsteel op zijn hoofd werd geslagen en buiten bewustzijn raakte. Klunder liet de controleur liggen en verliet de schuur. Later bleek Sesink te zijn overleden, waarschijnlijk omdat hij in een ongelukkige houding was gevallen en geen lucht meer kreeg.

De gebeurtenissen zullen de gemoederen flink hebben beziggehouden in Raalte en omstreken, stel ik me zo voor.

Een maand na de zitting waarin Jans Groote Wolthaar uitleg mocht komen geven over zijn kalf startte de rechtszaak tegen Anton Klunder. Hij werd in hoger beroep veroordeeld voor zware mishandeling en kwam in de Arnhemse koepelgevangenis terecht. Hij zou zijn straf niet uitzitten. Tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 werden de gevangen vrijgelaten omdat de situatie te gevaarlijk was. Klunder kwam - zo concludeert Leenhouts na uitvoerig onderzoek - midden in het oorlogsgeweld terecht en, uiteindelijk, in een massagraf op de Arnhemse begraafplaats Moscowa.

woensdag 4 mei 2016

Buiten het boekje (1942)

“Het vet, de tarwe en de rogge schijnen tegenwoordig op straat te liggen”, sneert de journalist van de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant in onderstaand bericht over een zitting van de economische rechter in Zwolle. “Toen [de verdachten] aangehouden werden waren ze toevallig net op weg om het gevondene naar het politiebureau te brengen.”

Wat Jans Groote Wolthaar, mijn overgrootvader, als verdediging aanvoerde weten we niet. Dankzij dit bericht weten we wel dat hij op zijn 67e voor de rechter moest verschijnen omdat hij een kalf niet had laten registreren. Vlees was net als veel andere levensmiddelen schaars in de oorlog en op de bon. Door vee buiten de boeken te houden kon je het, bijvoorbeeld, op de zwarte markt verkopen.

Hij kreeg een boete van vijf gulden opgelegd. Geen bedrag om wakker van te liggen, ook niet in 1942. Of drie dagen hechtenis, wat alweer een stuk ernstiger klinkt. Het kalf was hij in in ieder geval kwijt, dat werd verbeurd verklaard.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 24-11-1942

vrijdag 29 april 2016

Chaos op de Linderteseweg (1939)

Woensdagochtend 18 januari 1939, acht uur ’s ochtends. Er ligt een kapotte boerenwagen op de Linderteseweg. Het paard dat ervoor liep schrok van een toeterende vrachtwagen die wilde inhalen en kwam ten val. De vrachtwagen - met een lading varkens - moet uitwijken en komt in de sloot terecht. Het krantenbericht spreekt van een “zeer ingewikkeld ongeval”, want er was nóg een bestuurder met paard en wagen bij betrokken. Hij sprong van zijn wagen tegen de vrachtauto aan. Het was Jas Bos Overmars en met alleen een fikse schaafwond aan zijn been is hij er goed vanaf gekomen. Zijn paard ging er in paniek vandoor, maar kon een stuk verderop, bij de Maatmansbrug, worden tegengehouden door een melkrijder. De andere boer is ernstig gewond geraakt aan zijn schouder. Ze waren alledrie op weg naar de markt in Raalte, maar dat liep even anders die ochtend.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 19 januari 1939

vrijdag 4 maart 2016

Boerderij in beeld (2)

Zijn de bezittingen van de familie Bos Overmars in 1918 verkocht? Het tweede dossier van landmeterskantoor Roetert Steenbruggen dat ik bekeek in het Deventer archief wijst wel in die richting. Het stamt uit 1933 en bevat een dubbelgevouwen vel papier met aan de binnenzijde een getekende kaart. Op de voorkant staat ‘Verkoop boerderij + o.a. weiland/bouwlanden’, gevolgd door de namen van slechts drie percelen: het Simpel, de Maat en het Rootslandje, namen die ook in het taxatierapport uit 1918 staan. Ook is bouw- en grasland te koop dat gezamenlijk eigendom is van de familie Bos Overmars en ene H.M. Jansen Holleboom.

Je zou kunnen concluderen dat de rest vijftien jaar eerder verkocht is en dat nu ook - door dan wel 'Ome Jas', dan wel zijn (half)zussen - besloten is de rest te verkopen. Mogelijk was het met zo weinig grond niet haalbaar een boerderij te runnen. Misschien speelde de economische crisis een rol. Feit is dat de boerderij pas in 1938 werd geveild - dat weten we uit een advertentie die ik eerder vond. Laatste feit: op de kaart staat dat de boerderij aan de ‘Bleksteeg’ ligt, een straatnaam die nu niet meer bestaat en waar ik ook niets over kan vinden. Sterker nog: als je de naam op Google intikt, kom je terecht in de archiefinventaris van het landmeterskantoor… Het is duidelijk: voor meer antwoorden zal ik kadastrale gegevens moeten gaan bekijken.

maandag 29 februari 2016

Boerderij in beeld (1)

Stukje bij beetje komt de boerderij van de familie Bos Overmars in beeld. Na het overlijden van Gerritdina Joanna Voorthuis in 1894 bleek het om 36 hectare grond te gaan. De perceelnummers die in de aangifte van de nalatenschap werden genoemd kon ik deels nakijken op de website HisGis, die kadastrale gegevens bevat uit 1832 - de startdatum van het kadaster. Bijna al die percelen waren destijds eigendom van Jan Emmink en dat is interessant, want dat was de grootvader van Joannes Henricus Bos Overmars. Blijkbaar heeft hij die geërfd via zijn moeder Maria Emmink. Echter, veel perceelnummers dateerden blijkbaar van ná 1832 want ze kwamen niet voor in de genoemde database. Het zou om nieuwe ontginningen kunnen gaan of om grond die vroeger tot de Marke Raalterwoold behoorde. In de 19de eeuw werden overal marken opgeheven en de grond verdeeld over de eigenaren.

Twee bescheiden dossiers uit het Stadsarchief Deventer werpen meer licht op de bezittingen van de familie. Beide komen uit het archief van landmeterskantoor Roetert Steenbruggen. Het eerste, uit het voorjaar van 1918, bevat een taxatierapport van het "gunstig gelegen boerenerve Emmink", eigendom van "Bosch Overmars". Aangezien pa Bos Overmars in het najaar van 1917 overleed, ligt het voor de hand dat zijn zes kinderen opdracht gaven voor de taxatie. Alle percelen - in totaal 38 hectare - worden uitgebreid beschreven en dat levert veel informatie op. Zo weten we nu dat de boerderij, met bakhuis, op een "nieuw" perceel stond (van ná 1832), maar gezien de naam gaat het om een erf dat eerder in bezit was van de familie Emmink.

Bijzonder leuk om te lezen zijn de kleurrijke namen en beschrijvingen van de percelen. Zo werd perceel D 756 "de Bergakker" genoemd en waren er ook een "Dijkakker", "Toomsakker" en "Brinkmansakker". Er was een weiland dat "het Pauleslandje" heette en één die "het Marsgen" heette, "aan de grintweg van Raalte naar Lemele", ter hoogte van "Café Crisman". Er waren hooilanden op de "Schanekampsmaat", weilanden "in het Hoogebroek" en er waren stukken heide - sommige "zeer geschikt voor ontginning". Het taalgebruik - het zou zo op Funda kunnen - lijkt erop te wijzen dat alles in de verkoop ging.

woensdag 24 februari 2016

Bellen met vroeger

Detail uit het telefoonboek van Raalte 1957
Wel een bijzondere ervaring trouwens, het doorbladeren van oude telefoonboeken. Alsof je zo even kunt bellen met mensen uit het verleden. Dat zou wel makkelijk zijn, dan kon ik mijn overgrootmoeder Miete zelf vragen hoe het zat met die slijterij van haar zussen. Zij staat wel in het telefoonboek namelijk: Mevr. Wed. J.A. Groote Wolthaar. Kon ik haar meteen uithoren over haar broer Jas. In het Stadsarchief Deventer vond ik nog wat meer informatie over de boerderij van haar familie namelijk. Daarover binnenkort meer.

zondag 21 februari 2016

De onvindbare slijterij

Een beetje ondernemer investeert tegenwoordig in zichtbaarheid en vindbaarheid. Als je niet online te vinden bent, besta je niet. Het zoeken naar ondernemers uit het verleden is een heel ander verhaal. Ik schreef al eens over Mies en Diene Bos Overmars, de zussen die op de Poepershoek woonden. Ze hadden een slijterij, zo weten diverse familieleden zich te herinneren. Ik was benieuwd of ik daar meer over kon vinden. De naam van de zaak bijvoorbeeld - als dat niet hun eigen naam was. Of wanneer ze er mee begonnen waren. Misschien zelfs een foto of een oude advertentie?

Dat is vooralsnog niet gelukt. Het bevolkingsregister bevestigt dat de in respectievelijk 1887 en 1889 geboren zussen “winkelierster” zijn, maar dat is alles. In het archief van het Handelsregister, dat in 1921 is opgericht, heb ik ze niet kunnen vinden en ik heb ook al eens stukken doorgenomen van de Rooms-Katholieke Bond van Voedings- en Genotmiddelenbedrijven, afdeling Raalte. Afgelopen vrijdag heb ik in het archief in Deventer het Handels-Adresboek Salland (uit 1925) doorgenomen en een paar oude telefoonboeken (op de studiezaal zijn onder meer uitgaven uit 1957 en 1969 in te zien), maar ook daarin geen spoor van de dames Bos Overmars. Deze ondernemers laten zich vooralsnog niet zo gemakkelijk vinden…

maandag 18 januari 2016

De erfenis van Gerritdina Voorthuis (1894)

Belasting betalen is iets van alle tijden en alleen al om die reden een zegen voor de genealoog. Ik heb me onlangs verdiept in de zogeheten memories van successie. Net als nu moesten erfgenamen in de negentiende eeuw belasting betalen over erfenissen. De memories van successie - in het archief in Zwolle op microfiche te raadplegen, helaas niet online zoals in veel andere provincies - geven inzicht in de bezittingen van de overledene en zijn daarom bijzonder interessant.

Ik was benieuwd naar de erfenis van Gerritdina Joanna Voorthuis, de moeder van mijn overgrootmoeder Miete. Ze was pas 34 toen ze in februari 1894 overleed, een dag na de geboorte van haar zesde kind. Haar man Joannes Henricus Bos Overmars deed in oktober van dat jaar aangifte van haar nalatenschap. In de akte is te lezen dat zijn vrouw zonder testament was overleden. Als gevolg daarvan waren haar vijf nog in leven zijnde kinderen ieder voor één vijfde erfgenaam. De nalatenschap bevatte "geene goederen", "geene effecten" en ook "geene periodieke uitkering". Wat Gerritdina Joanna wėl naliet was grond.

Om precies te zijn de helft van de grond die ze samen met haar man bezat. Dat wil zeggen de helft van maar liefst 30 percelen, voornamelijk in Linderte. In totaal bezat het echtpaar ruim 36 hectare. bestaande uit “weiland, bouwland, heide, dennen en heide, weiland en heide, uitweg, grasgrond, schuur en erf, hooiland, huis, schuur en weiland en dennenbosch” met een totale waarde van ruim zevenduizend gulden.

Dat was nog niet alles. Achter de oorspronkelijke akte zit nog een supplement dat een paar weken later werd opgesteld. Joannes Henricus was namelijk vergeten drie percelen veengrond, "gelegen in de gemeente Wierden", op te geven. Zou het om een soort belegging gaan? Aangeschaft met het idee dat het meer waard werd na ontginning? Veel waard was het in ieder geval niet. De in totaal 22 are (2200 vierkante meter) was “voor de helft” slechts vijftien gulden waard.

zaterdag 9 januari 2016

De dood van baron Bentinck (1912)

Berend Willem Bentinck (1871-1912)
foto uit het genoemde boek,
collectie St. Archivariaat Bentinck Schoonheten
De mededeling in de genoemde notulen over het ongeluk en het overlijden van baron Berend Willem Bentinck maakten me nieuwsgierig. Wat zou er gebeurd zijn? In het boek Schoonheten en de Bentincks (2006) van Wim Hoogeland vond ik meer informatie over hem. Niet bijster positief overigens. Hoogeland schrijft: “Buitenshuis schijnt hij een vriendelijk man te zijn geweest, maar thuis (…) zeer moeilijk in de omgang.” Lui, met een neiging naar corpulentie. Hij hield van het buitenleven, dus wat dat betreft zat hij op zijn plek in Schoonheten, waar hij met zijn ouders woonde.

En zo heel erg lui was hij nu ook weer niet, want hij was zeer geïnteresseerd in landbouw. Hij liet een boerderij bouwen, Heidelust, in een gebied dat net ontgonnen was, en was daar dagelijks te vinden. Hij hield van paarden, wijn, sigaren en hard rijden met zijn koets. Op een dag sloeg hij, onderweg naar Heidelust, met koets en al over de kop op de Plaggenveldweg, een zandweg. Bentinck hield er flinke kneuzingen aan over, maar verder niets. Zijn overlijden, driekwart jaar later, was het gevolg van een hartinfarct. Dat stond los van het eerdere ongeluk, hoewel veel plaatsgenoten wel een link zagen tussen de twee gebeurtenissen.

Goed, genoeg over deze hardrijdende, niet al te charmante baron. Tot slot twee leuke toevalstreffers: in het boek kwam ik Gerhard Johan Duitshof tegen. Laat dat nou de boer zijn die steen en been klaagde over fazanten, hazen en konijnen op zijn land. Hij blijkt samen met Bentinck eigenaar te zijn geweest van de Stoomzuivelfabriek in Heino. De kool die hij verbouwde en die onmiddellijk werd opgevreten door het wild was duidelijk niet zijn enige inkomstenbron. We weten nu dus precies wáár al die fazanten uit de rogge opvlogen, want Duitshof woonde tussen 1908 en 1915 op boerderij ’t Laar in Boetele. Tegenwoordig hoort dit erf bij landgoed Schoonheten, vandaar de vermelding in het boek. En dat brengt ons bij de tweede toevalstreffer: dit is het erf waar, in de 18de eeuw, Willemina Laarman vandaan kwam! Zo zie je maar weer: ik dacht even een adellijk uitstapje te maken, maar ook hier komt een boerderij om de hoek kijken…

vrijdag 1 januari 2016

Fazanten in de rogge: notulen van de A.B.T.B

Cultivator, uit Grondbewerking en grondbewerkingsvoertuigen (4e druk 1921). Leuk detail: dit studieboek is door mijn opa Wellenberg gebruikt op de Landbouwwinterschool in Raalte.
Viel dat even tegen. Ik dacht 'even' wat jaargangen notulen door te nemen van de Aartsdiocesane Rooms-Katholieke Boeren- en Tuindersbond (A.B.T.B), afdeling Raalte. Maar als die notulen met de hand geschreven zijn in oude schriftjes, dan moet je daar echt voor gaan zitten. Snel 'scannen' gaat niet. Ik heb het bij een paar jaargangen gehouden, die van 1911 en 1912.

Notulen zijn natuurlijk per definitie geen spectaculair leesvoer. Inhoudelijk interessant zijn ze wel degelijk, want ze geven een inkijkje in het boerenleven. Er werd gezamenlijk een ‘cultivator’ aangeschaft voor 47 gulden, waarover later gemeld wordt dat hij niet veel gebruikt is. Veel boeren hadden last van wildschade. Boer Duitshof klaagde dat tuinbouw nauwelijks mogelijk was op zijn boerderij: "Zoo had hij bv. eenige dagen geleden kool geplant en op het oogenblik is daar reeds bijna alles van opgegeten door de hazen en konijnen. Ook de fazanten doen heel wat schade, vaak ziet men heele koppels tegelijk uit een haver of roggeveld opvliegen."

De boeren maakten zich ook zorgen om de plaatselijke veemarkt. Er werd maar weinig vee aangeboden. Moest daar niet wat aan gebeuren en zo ja, wat dan? Een commissie oprichten, met steun van de gemeente? Contact zoeken met de collega’s van de Boerenbond? Onder leiding van voorzitter B.W. baron Bentinck werd hier druk over gediscussieerd op donderdagavond 9 november 1911 in het Stationskoffiehuis.

Leden konden ook vragen indienen, die tijdens de bijeenkomsten - steeds in een ander café in Raalte - werden besproken. Over bemesting bijvoorbeeld. Op 2 december 1911 werd in Café Hekkert gesproken over bemesting met slakkenmeel en kainiet. Als je óók al stalmest had gebruikt voor een weiland, was dan er sprake van overbemesting of niet? De leden waren zeer geïnteresseerd in dit soort vragen. Voorzitter Bentinck was overigens afwezig bij deze vergadering, als gevolg van "een ongeluk". In september van het daaropvolgende jaar overleed hij, op 41-jarige leeftijd. Wat er precies was gebeurd, daarover zwijgen de notulen. Waarschijnlijk wist iedereen wat er aan de hand was en hoefde het daarom niet besproken te worden. Wel werd afgesproken, want wat zijn notulen zonder actiepunten, de vader van "onze voortreffelijke voorzitter" per brief te condoleren.