maandag 13 juni 2016

Boerderij in beeld (3)

Deel drie alweer over mijn onderzoek naar de boerderij van de familie Bos Overmars. Deel een en twee vind je hier. Eind maart heb ik in het archief in Zwolle de registers van het Kadaster bekeken. Geen eenvoudig klusje, ik snap nu waarom er speciale cursussen zijn over kadastraal onderzoek. Het heeft me heel wat uren gekost om de gevonden informatie te bestuderen en analyseren.

Ik had ook geluk, want op delpher.nl was nieuw gedigitaliseerd materiaal beschikbaar en dat leverde interessante aanvullende informatie op. Hoewel ik niet uitsluit dat ik in een later stadium nog meer informatie boven tafel krijg, levert dit in grote lijnen het volgende beeld op:

Pa Bos Overmars en zijn kinderen waren van plan de boerderij en bijbehorende grond te verkopen in september 1917. Dat blijkt uit onderstaande advertentie. Wilde vader Joannes Henricus stoppen met de boerderij en kon of wilde geen van zijn kinderen hem opvolgen? Het lijkt er wel op.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 6 september 1917
Uiteindelijk liep het anders. De veiling werd een paar dagen van te voren afgeblazen omdat de 57-jarige Joannes Henricus was gestorven. Misschien was hij al langer ziek, maar het is goed mogelijk dat zijn overlijden onverwacht kwam. De plannen werden namelijk aangepast en zijn kinderen besloten de boerderij niet te verkopen. In juni 1918, meer dan een half jaar na zijn dood, werd een klein aantal percelen verkocht, maar het overgrote deel bleef in handen van de familie. Om precies te zijn van zijn twee oudste dochters Mies en Diene en zijn zoon Jas. Zij drieën werden volgens de kadastrale registers eigenaren van nagenoeg alle percelen uit het eerder genoemde taxatierapport.

Hoe de kinderen dit onderling regelden, weten we niet. Voor het overlijden van Pa Bos Overmars stonden álle kinderen, dus ook hun zus Miete en hun twee halfzussen (uit het tweede huwelijk van Pa Bos Overmars) als mede-eigenaren geregistreerd, waarschijnlijk omdat alle kinderen een deel hadden geërfd van hun, in beide gevallen jonggestorven, moeder. Mogelijk ging de opbrengst van de verkochte percelen naar de resterende kinderen.

Waarom Mies, Diene en Jas de boerderij nu wél overnamen en dat eerst geen optie was, weten we niet. Het is verleidelijk hier allerlei streekroman-scenario’s te bedenken (Ruzie in de familie? Conflicten met Pa over de bedrijfsvoering?) maar laten we het maar bij de feiten houden. In het Kadaster is opgetekend dat het 'driemanschap' vijftien jaar functioneerde, tot 1933. Toen kreeg Jas zijn eigen pagina in het register en verdwenen zijn zussen van het toneel. Een deel van de percelen werd verkocht, een deel werd overgeschreven op naam van Jas. Dit verklaart ook het landmetersrapport uit datzelfde jaar, dat ik eerder niet helemaal kon plaatsen.

Vijf jaar later, in 1938, gooide ook Jas de handdoek in de ring. Hij verkocht zijn boerderij en de resterende grond en ging als knecht werken, voor een andere boer.

Geen opmerkingen: