zondag 27 augustus 2017

Streektaal: witte biejen in Raolte

De witte biejen vliegt. Dat is een Raaltese uitdrukking voor "het sneeuwt", lees ik op de website De Taal van Overijssel. Op deze site is per dorp of stad informatie vinden over het plaatselijke dialect, afkomstig uit eerdere publicaties. Heel bijzonder, al die taalvarianten in wat we nu zien als een klein gebied. Eentje om te onthouden: een belangrijk kenmerk van het Sallands - waarmee het verschilt van het Drents - is dat verkleinwoorden gemaakt worden met een klinkerwisseling; hond wordt huntien (hondje), kop wordt köppien (kopje).

Nog een leuk voorbeeld: Raalte behoort tot het gebied waar ze van oudsher etten zeggen als het om eten gaat. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Wijhe, waar ze èten - met een lange èè - zeggen. In het etten-gebied worden ook veel andere woorden met korte klinkers uitgesproken, zoals better (beter), sprekken (spreken) en mölle (molen). Dat doet me denken aan een anekdote in het nieuwste nummer van Kruudmoes, het blad van de historische vereniging Raalte, waarin een toerist wordt aangehaald die meende dat op de bottermarkt schepen werden verkocht en zich afvroeg hoe die botters eigenlijk op de markt kwamen…

Een kaartje met streektalen in Nederland. Bron:www.detaalvanoverijssel.nl





zondag 20 augustus 2017

Slijterij De Poot

Ik schreef al eens over Mies en Diene Bos Overmars, de zussen die samen een slijterij runden in de Herenstraat in Raalte. Zonder de naam van de winkel lukte het niet de onderneming te traceren in het handelsregister. Op hun familienaam kon ik niets vinden.

Tot ik eind vorig jaar getipt werd dat de winkel "De Poot" heette. Dat leverde wel een treffer op en ik was dan ook erg benieuwd naar de inhoud van het dossier. Dat viel tegen: het bevatte slechts formulieren uit de periode 1964-1971. Als eigenaren stonden zes broers en zussen Veldhuis geregistreerd. In 1970 kwam de zaak in handen van een Cornelis Hermanus Sluyter, om eind 1971 failliet verklaard te worden. Van Mies en Diene geen spoor, hoewel dat gezien het tijdstip - de zussen werden respectievelijk in 1887 en 1889 geboren - ook weer niet zo vreemd is.

Het enige aanknopingspunt is een vermelding van het jaar 1916 als “tijdstip van vestiging van de onderneming”. Waren het de zussen Bos Overmars die de winkel in dat jaar openden? Ze waren toen 29 en 27, dus het is mogelijk. En het is denkbaar dat zij halverwege de jaren ’60 met pensioen zijn gegaan en de slijterij hebben verkocht aan de familie Veldhuis. Het dossier vertelt er echter niets over, dus we weten niet zeker wanneer ze zijn begonnen en gestopt en of er nog andere eigenaren waren.


Op de foto, die een brand heeft overleefd, zien we de beide zussen. Naar verluidt was het Diene (rechts) die verantwoordelijk was voor de slijterij. Mies (links) hielp wel in de winkel, maar runde daarnaast het huishouden. Wie de jongens zijn, is niet bekend. 

Met dank aan Joop Velderman voor de foto en de informatie

zondag 30 april 2017

Ouderwetse rogge


In de Botanische Tuinen in Utrecht kwam ik deze rogge tegen. Een traditioneel soortenrijk akkertje, met kruiden en bloemen tussen het graan. Tegenwoordig is "akkeronkruid" zeldzaam geworden.

Ik moest onmiddellijk denken aan de akkers in Raalte. Om precies te zijn aan de rogge waar - volgens de klagende boeren in deze blogpost - de fazanten "met heele koppels tegelijk" uit kwamen vliegen. Mooi om daar nu een beeld bij te hebben.

vrijdag 12 augustus 2016

Op zoek naar zuster Groote Wolthaar

Bestemming bereikt! De rest van het reisgezelschap bij het klooster.
Soms levert een kijkje ter plaatse meer informatie op dan een bezoek aan het archief of de zoveelste database. Dat gold voor onze funeraire road trip naar Budel twee weken geleden. Daar staat nog (een deel van) het klooster van de Zusters van Liefde die in dit Brabantse dorp ruim 130 jaar lang voor bejaarden, wezen en zieken zorgden en onderwijs gaven. In dit klooster overleed Petronella Wilhelmina Groote Wolthaar in 1923. Ik schreef al eens over haar, ze werd maar 26 jaar. 

Op het plaatselijke kerkhof zou nog een muur met (daarheen verplaatste) zerken van kloosterzusters te zien zijn en een plaquette. Daar was ik wel benieuwd naar, dus op naar Budel. Het kerkhof was zo gevonden en gelukkig vonden we ook de kruisen - sober en grotendeels onleesbaar - en een informatiebord. En ja, ze stond op de namenlijst, zuster Groote Wolthaar. Met als bonus haar kloosternaam, Ignatina Maria. Nu weten we hoe ze door haar collega’s werd genoemd en hoe ze in het dorp bekend stond. Heel bijzonder vind ik dat. Een van mijn persoonlijke ergernissen in de genealogie is namelijk dat je van veel mensen nooit achterhaalt hoe ze in het dagelijks leven genoemd werden. Hoe werd Petronella Wilhelmina genoemd voordat ze zuster Ignatina Maria werd? Nellie? Nel? Pietje? Petra? Je weet het niet en je komt er niet achter ook. Die onzekerheid is voorbij wat zuster Ignatina Maria betreft en dat is mooi.

maandag 13 juni 2016

Boerderij in beeld (3)

Deel drie alweer over mijn onderzoek naar de boerderij van de familie Bos Overmars. Deel een en twee vind je hier. Eind maart heb ik in het archief in Zwolle de registers van het Kadaster bekeken. Geen eenvoudig klusje, ik snap nu waarom er speciale cursussen zijn over kadastraal onderzoek. Het heeft me heel wat uren gekost om de gevonden informatie te bestuderen en analyseren.

Ik had ook geluk, want op delpher.nl was nieuw gedigitaliseerd materiaal beschikbaar en dat leverde interessante aanvullende informatie op. Hoewel ik niet uitsluit dat ik in een later stadium nog meer informatie boven tafel krijg, levert dit in grote lijnen het volgende beeld op:

Pa Bos Overmars en zijn kinderen waren van plan de boerderij en bijbehorende grond te verkopen in september 1917. Dat blijkt uit onderstaande advertentie. Wilde vader Joannes Henricus stoppen met de boerderij en kon of wilde geen van zijn kinderen hem opvolgen? Het lijkt er wel op.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 6 september 1917
Uiteindelijk liep het anders. De veiling werd een paar dagen van te voren afgeblazen omdat de 57-jarige Joannes Henricus was gestorven. Misschien was hij al langer ziek, maar het is goed mogelijk dat zijn overlijden onverwacht kwam. De plannen werden namelijk aangepast en zijn kinderen besloten de boerderij niet te verkopen. In juni 1918, meer dan een half jaar na zijn dood, werd een klein aantal percelen verkocht, maar het overgrote deel bleef in handen van de familie. Om precies te zijn van zijn twee oudste dochters Mies en Diene en zijn zoon Jas. Zij drieën werden volgens de kadastrale registers eigenaren van nagenoeg alle percelen uit het eerder genoemde taxatierapport.

Hoe de kinderen dit onderling regelden, weten we niet. Voor het overlijden van Pa Bos Overmars stonden álle kinderen, dus ook hun zus Miete en hun twee halfzussen (uit het tweede huwelijk van Pa Bos Overmars) als mede-eigenaren geregistreerd, waarschijnlijk omdat alle kinderen een deel hadden geërfd van hun, in beide gevallen jonggestorven, moeder. Mogelijk ging de opbrengst van de verkochte percelen naar de resterende kinderen.

Waarom Mies, Diene en Jas de boerderij nu wél overnamen en dat eerst geen optie was, weten we niet. Het is verleidelijk hier allerlei streekroman-scenario’s te bedenken (Ruzie in de familie? Conflicten met Pa over de bedrijfsvoering?) maar laten we het maar bij de feiten houden. In het Kadaster is opgetekend dat het 'driemanschap' vijftien jaar functioneerde, tot 1933. Toen kreeg Jas zijn eigen pagina in het register en verdwenen zijn zussen van het toneel. Een deel van de percelen werd verkocht, een deel werd overgeschreven op naam van Jas. Dit verklaart ook het landmetersrapport uit datzelfde jaar, dat ik eerder niet helemaal kon plaatsen.

Vijf jaar later, in 1938, gooide ook Jas de handdoek in de ring. Hij verkocht zijn boerderij en de resterende grond en ging als knecht werken, voor een andere boer.

zaterdag 21 mei 2016

Moord op de controleur (1942)

Mijn post over het illegale kalf van Jans Groote Wolthaar deed me denken aan het boek Vergeten moord? In Raalte van Jan Leenhouts, dat uitkwam in 2014. Draaide dat ook niet om een controle op illegaal vee? Inderdaad, zo bleek toen ik het nazocht. Opmerkelijk genoeg speelt het in dezelfde periode, het najaar van 1942.

In Vergeten moord? doet Leenhouts verslag van zijn onderzoek naar de moord op Wim Sesink, een jonge ambtenaar in dienst van de Centrale Crisis Controle Dienst (CCCD). Deze organisatie was in de jaren ‘30 opgericht om illegale handel, clandestien slachten en hamsteren tegen te gaan, zo is te lezen. Medewerkers van de dienst - die om begrijpelijke redenen niet bijster populair was, zeker niet tijdens de bezetting - bezochten boerderijen om ter plekke controles uit te voeren.

Op 22 september 1942 bracht Sesink een bezoek aan de boerderij van Anton Klunder op Linderte 67, tegenwoordig Assendorperweg 11. Klunder was, blijkt uit de verhalen die Leenhouts boven tafel kreeg, op z’n zachtst gezegd een vreemde snuiter met agressieve trekjes. Hij had een aantal jaar daarvoor de hand weten te leggen op het boerderijtje, dat oorspronkelijk van de ouders van zijn toenmalige verloofde was. Het voorgenomen huwelijk ging niet door, maar Klunder bleef er wonen en zowel zijn verloofde als haar ouders voelden zich genoodzaakt de woning te ontvluchten.

Tijdens de bewuste controle trof Sesink in de schuur van Klunder vee aan dat niet in het boekje stond. Ook was er clandestien verbouwde rogge. Er ontstond een woordenwisseling tussen de twee, waarna Sesink met een bezemsteel op zijn hoofd werd geslagen en buiten bewustzijn raakte. Klunder liet de controleur liggen en verliet de schuur. Later bleek Sesink te zijn overleden, waarschijnlijk omdat hij in een ongelukkige houding was gevallen en geen lucht meer kreeg.

De gebeurtenissen zullen de gemoederen flink hebben beziggehouden in Raalte en omstreken, stel ik me zo voor.

Een maand na de zitting waarin Jans Groote Wolthaar uitleg mocht komen geven over zijn kalf startte de rechtszaak tegen Anton Klunder. Hij werd in hoger beroep veroordeeld voor zware mishandeling en kwam in de Arnhemse koepelgevangenis terecht. Hij zou zijn straf niet uitzitten. Tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 werden de gevangen vrijgelaten omdat de situatie te gevaarlijk was. Klunder kwam - zo concludeert Leenhouts na uitvoerig onderzoek - midden in het oorlogsgeweld terecht en, uiteindelijk, in een massagraf op de Arnhemse begraafplaats Moscowa.

woensdag 4 mei 2016

Buiten het boekje (1942)

“Het vet, de tarwe en de rogge schijnen tegenwoordig op straat te liggen”, sneert de journalist van de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant in onderstaand bericht over een zitting van de economische rechter in Zwolle. “Toen [de verdachten] aangehouden werden waren ze toevallig net op weg om het gevondene naar het politiebureau te brengen.”

Wat Jans Groote Wolthaar, mijn overgrootvader, als verdediging aanvoerde weten we niet. Dankzij dit bericht weten we wel dat hij op zijn 67e voor de rechter moest verschijnen omdat hij een kalf niet had laten registreren. Vlees was net als veel andere levensmiddelen schaars in de oorlog en op de bon. Door vee buiten de boeken te houden kon je het, bijvoorbeeld, op de zwarte markt verkopen.

Hij kreeg een boete van vijf gulden opgelegd. Geen bedrag om wakker van te liggen, ook niet in 1942. Of drie dagen hechtenis, wat alweer een stuk ernstiger klinkt. Het kalf was hij in in ieder geval kwijt, dat werd verbeurd verklaard.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 24-11-1942