zondag 3 februari 2013

Ook op Sumatra is Raalte nooit ver weg

 
Helemaal ongevaarlijk was het niet, het leven in Pangkalan Brandan in 1918. In een krantenartikel uit 1917 met de onheilspellende titel “In tijger-klauwen” wordt melding gemaakt van een dodelijke aanval van een tijger, vlakbij het stadje. Het slachtoffer was een “inlander”, waarvan “het hoofd ontbrak, een arm was tot de borst weggevreten…’t was een luguber gezicht.” Pangkalan Brandan was, totdat er in 1885 olie werd ontdekt, een rustig vissersdorpje in een afgelegen gebied op Sumatra. In de jaren erna ontwikkelde het zich tot een centrum van de olie-industrie. Op deze plek woonde Maria Lubberta Groote Wolthaar, zo blijkt uit bovenstaande advertentie in de Sumatra Post uit 1918. Een verrassende locatie? Ja en nee, want ook op Sumatra is Raalte niet ver weg. De Langebaerd in de advertentie is de uit Venlo afkomstige ingenieur Cornelis Langebaerd. En laat deze Cornelis nu getrouwd zijn met de Raaltese molenaarsdochter Cecilia Cornelia Hooglugt, een volle nicht van Maria Lubberta.

Voor de oplettende lezer die zich afvraagt hoe Cecilia Cornelia en Cornelis elkaar dan hebben ontmoet: Cornelis was als opzichter en tekenaar betrokken bij de aanleg van de lokaalspoorweg tussen Deventer en Ommen, via Raalte. Ze trouwden op 29 augustus 1910, een paar weken voor de feestelijke opening van de spoorlijn.

zondag 2 december 2012

De aanleg van het kanaal in Raalte (1858)

Een mooie vondst in de krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek: een lijst met grondeigenaren uit Raalte van wie een of meerdere percelen werden onteigend. De reden hiervoor was de aanleg van een zijtak van het Overijssels Kanaal, van Lemelerveld via Raalte naar Deventer. In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 7 april 1858 staat om wie het ging en welk bedragen ze kregen. Op de lijst staan een paar bekende namen. Zo kregen Antonie Oosterwechel, Gerrit Voorthuis en Johanna Oosterwechel samen 780 gulden voor 2 stukken grond. Gerrit en Johanna waren getrouwd (hun dochter Gerritdina Johanna, de moeder van Miete, wordt een jaar later geboren), Antonie was Johanna’s broer, wat doet vermoeden dat zij de grond hebben geërfd van hun ouders. Ook Willem Bosch Overmars staat op de lijst, hij kreeg 350 gulden. Omdat de afbeelding van het krantenartikel niet zo heel duidelijk is, hier een link naar de volledige krant (PDF), het artikel staat op pagina 4.

zondag 28 oktober 2012

Mies en Diene van de Poepershoek

Mijn moeder weet zeker dat op dit huis, de Poepershoek genaamd, (naar poepers: rondreizende handelaren) vroeger een bordje hing met de tekst “onbewoonbaar verklaarde woning”. Zo’n soort bordje dus. Je zou denken dat het dan inmiddels wel gesloopt zou zijn, maar het staat er nog steeds, in de Blekstraat in Raalte. Hier woonden Mies (1887-1980) en Diene (1889-?) Bos Overmars, zussen van Miete Bos Overmars. Hoe dat precies kon, wonen in een onbewoonbaar verklaarde woning, is mij ook niet helemaal duidelijk.

Dankzij de vrijwilligers van de historische vereniging Raalte weet ik nu wel dat Mies en Diene eerst bij hun broer Johannes (“Jas”) in Linderte woonden, maar vervolgens naar de Herenstraat verhuisden. Als dat adres (huisnummer 3) niet veranderd is, dan gaat het om een winkel met woonruimte erboven. Volgens mijn moeder hadden ze een slijterij, dus dat zou heel goed daar geweest kunnen zijn. Feit is dat ze later op de Poepershoek woonden, wellicht nadat ze met pensioen gingen. Over die slijterij moet meer te vinden zijn denk ik, misschien in het handelsregister of in een adresboek? Iets om nog een keertje verder in te duiken.

zondag 21 oktober 2012

Dwalen door Duin en Bosch

Duin en Bosch bestaat nog steeds, al heet het nu Dijk en Duin. Vanaf station Castricum loop je er in een kwartiertje naar toe. En dan kom je ook nog langs het huis waar Maria Lubberta Groote Wolthaar samen met haar zus woonde aan de Mient, op nummer 37. Dat laatste brokje informatie stamt van deze pagina, op de website van de Werkgroep Oud-Castricum.

Je kunt gewoon rondkijken op Dijk en Duin, dat nog steeds een psychiatrische instelling is. Het is een heel bijzondere omgeving. Een uitgestrekt terrein, vol monumentale gebouwen en gebouwtjes. Een kerkje, een badhuis, watertoren, diverse paviljoens, een hoofdgebouw, dienstwoningen en een tramremise, allemaal in dezelfde stijl. De begraafplaats – die er ook moet zijn – kon ik helaas niet vinden, dus daarvoor moet ik nog een keertje terug. Maar dat was ik toch al van plan.

Foto: het voormalige badhuis van Duin en Bosch. Net als ruim dertig andere gebouwen op het terrein is het nu een rijksmonument.

zaterdag 13 oktober 2012

Verpleegster op Duin en Bosch (1923)

Duin en Bosch ca 1930 (Collectie Regionaal Historisch Centrum Alkmaar)
Voor de patienten was het ideaal, dacht men, een psychiatrisch ziekenhuis middenin de duinen bij Castricum. Ze konden in alle rust genezen en waren niemand tot last. Er zat ook geen hek om het terrein, zodat het verplegend personeel af en toe - gewapend met een fluitje, om zelf niet te verdwalen - een zoekactie moest opzetten om een verdwaalde patient op te sporen. De ligging maakte het wel lastig om personeel te vinden en te houden: in sommige jaren was het verloop wel 40 %. De bereikbaarheid verbeterde in 1920, toen Duin en Bosch per tram bereikbaar werd. Wellicht gaf dat ook de doorslag voor Maria Lubberta Groote Wolthaar, de oudste dochter uit het ondernemende gezin van Gerrit Jan Groote Wolthaar. Toen zij vanuit het nabijgelegen Heiloo arriveerde in oktober 1923 was ze 38 en een ervaren verpleegster die al heel wat van de wereld gezien had. Zo had ze op Sumatra gewerkt en was ze in New York geweest, maar daarover later meer. Op Duin en Bosch woonde ze eerst intern, misschien wel in dit zusterhuis. Het was een grote inrichting, met vele honderden patienten, vooral afkomstig uit de lagere klasse: arbeiders, dagloners en dienstbodes uit het noorden van Noord-Holland. Aanvankelijk werden de patienten vooral in bed gestopt, maar de laatste jaren werd het gangbaar om ze aan het werk te zetten. Matrassen maken, in de tuin werken of wasgoed strijken, bij wijze van therapie. Het verplegend personeel moest daar best aan wennen, zo is te lezen in Gesticht in de duinen (red. Joost Vijselaar), een studie uit 1997 over de psychiatrische ziekenhuizen in Noord-Holland. "Niet alleen werd hun taak zwaarder, maar ze moesten ook nog 'gevaarlijke krankzinnigen' uit de isoleercel halen en hen een schep, een hark, een naald of een schaar in de hand geven om mee te werken." Hoe zou Maria Lubberta hier tegenaan hebben gekeken?
Foto: Duin en Bosch rond 1930 (Collectie Regionaal Historisch Centrum Alkmaar)

zaterdag 29 september 2012

'Ik Vertrek' anno 1880

Of ze Raalte ooit uitkwamen? Jazeker! Eén gezin in ieder geval wel degelijk. Was het een hang naar avontuur, bittere noodzaak, of misschien een beetje van allebei? Toen Gerrit Jan Groote Wolthaar in 1881 met Willemina Otte trouwde, was hij nog gewoon molenaar in Raalte. Niks aan de hand, zou je zeggen. Vierentwintig jaar later overlijdt Gerrit Jan als arbeider in het Gelderse Duiven. Zijn vrouw is dan al overleden en de geboorteplaatsen van hun zes kinderen (o.a. Hellendoorn, Velp en Duiven) doen vermoeden dat ze veel verhuisd zijn. Gerrit Jan en zijn vrouw besloten – om welke reden dan ook – om uit Salland te vertrekken, weg bij de familie, en hun kinderen waaieren over het hele land uit. Ze komen terecht in onder meer Amsterdam, Utrecht, Lisse, Amersfoort, Delft en Tilburg. Soms zelfs nog iets verder weg. In het digitale krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek vond ik een vermelding op… Sumatra! Maar daarover later meer. In ieder geval een verrassende ontdekking, dit gezin, met een verhaal dat nieuwsgierigheid oproept. Zeker in contrast met de ‘thuisblijvende’ Groote Wolthaars, die, bij wijze van spreken, hooguit terug te vinden zijn op de uitslagenlijst van de regionale stierenkeuring in het Deventer Dagblad. Wordt vervolgd!

zondag 2 september 2012

Van 't Laar naar het Siebelt en weer terug

Het dorp kwamen ze over het algemeen niet uit, mijn ‘verre verwanten’. Ik heb inmiddels al heel wat generaties achterhaald, maar ze werden geboren in Raalte, gedoopt in Raalte, ze trouwden in Raalte, kregen er kinderen, en overleden er. Vaak ook als gevolg van die kinderen, in het kraambed dus. Af en toe wordt er een uitstapje gemaakt naar Heeten of Boetele. Gemeente Raalte uiteraard.

Op een ander vlak waren ze juist weer wél mobiel. Dat veel mensen genoemd werden naar de boerderij waar ze woonden en dat familienamen op verschillende manieren gespeld werden, wist ik wel. Maar dat namen zó flexibel waren, vind ik toch verrassend. Neem nou Willemina, de bet-overgrootmoeder van Willemina Bos Overmars. Hoe ze bij haar geboorte (ca. 1753) werd genoemd is onduidelijk, want voor dat jaar zijn er geen doopregisters beschikbaar. Ze trouwde op 12 juni 1774, in de kerk in Raalte, als Wilhelmina Lamberti van ’t Laar. De kerkelijke registers zijn in het Latijn, vandaar dat Lamberti (Lamberts), dat naar haar vader verwijst. Haar kersverse echtgenoot heet Antonius Lamberti (ze zijn neef en nicht) en hij komt van (boerderij) de Olthof. Ze krijgen zes kinderen en wonen dan op het Siebelt, zo is in de doopregisters te lezen. Willemina en Antonius (ook wel “Antonie” of “Teunis” genoemd) worden bij de dopen aangeduid als “Lamberts aan het Siebeld” en varianten daarop zoals “Lambertsen Ziebeld”. Als na 1811 de burgerlijke stand wordt ingevoerd vinden we ze – bijvoorbeeld bij de huwelijken van hun kinderen – in de akten terug als “Siebeld”, “Ziebeld” of “Siebelt”, maar soms ook alleen als “Lamberts”. Vaak blijkt alleen uit de combinatie van hun beide namen met die van hun kinderen dat ze het echt zelf zijn. Aanvankelijk kon ik ook geen overlijdensdatum vinden voor Willemina, totdat bleek dat ze stierf als “Willemina Laarman”. Ze overleed in 1822 in Heeten, als weduwe, op 69-jarige leeftijd. Het lijkt erop dat ze weer is gaan wonen op ’t Laar, de boerderij waar ze vandaan kwam. Of zou ze deze naam in de volksmond altijd hebben gehouden?