Belasting betalen is iets van alle tijden en alleen al om die reden een zegen voor de genealoog. Ik heb me onlangs verdiept in de zogeheten memories van successie. Net als nu moesten erfgenamen in de negentiende eeuw belasting betalen over erfenissen. De memories van successie - in het archief in Zwolle op microfiche te raadplegen, helaas niet online zoals in veel andere provincies - geven inzicht in de bezittingen van de overledene en zijn daarom bijzonder interessant.
Ik was benieuwd naar de erfenis van Gerritdina Joanna Voorthuis, de moeder van mijn overgrootmoeder Miete. Ze was pas 34 toen ze in februari 1894 overleed, een dag na de geboorte van haar zesde kind. Haar man Joannes Henricus Bos Overmars deed in oktober van dat jaar aangifte van haar nalatenschap. In de akte is te lezen dat zijn vrouw zonder testament was overleden. Als gevolg daarvan waren haar vijf nog in leven zijnde kinderen ieder voor één vijfde erfgenaam. De nalatenschap bevatte "geene goederen", "geene effecten" en ook "geene periodieke uitkering". Wat Gerritdina Joanna wėl naliet was grond.
Om precies te zijn de helft van de grond die ze samen met haar man bezat. Dat wil zeggen de helft van maar liefst 30 percelen, voornamelijk in Linderte. In totaal bezat het echtpaar ruim 36 hectare. bestaande uit “weiland, bouwland, heide, dennen en heide, weiland en heide, uitweg, grasgrond, schuur en erf, hooiland, huis, schuur en weiland en dennenbosch” met een totale waarde van ruim zevenduizend gulden.
Dat was nog niet alles. Achter de oorspronkelijke akte zit nog een supplement dat een paar weken later werd opgesteld. Joannes Henricus was namelijk vergeten drie percelen veengrond, "gelegen in de gemeente Wierden", op te geven. Zou het om een soort belegging gaan? Aangeschaft met het idee dat het meer waard werd na ontginning? Veel waard was het in ieder geval niet. De in totaal 22 are (2200 vierkante meter) was “voor de helft” slechts vijftien gulden waard.
maandag 18 januari 2016
zaterdag 9 januari 2016
De dood van baron Bentinck (1912)
![]() |
Berend Willem Bentinck (1871-1912) foto uit het genoemde boek, collectie St. Archivariaat Bentinck Schoonheten |
En zo heel erg lui was hij nu ook weer niet, want hij was zeer geïnteresseerd in landbouw. Hij liet een boerderij bouwen, Heidelust, in een gebied dat net ontgonnen was, en was daar dagelijks te vinden. Hij hield van paarden, wijn, sigaren en hard rijden met zijn koets. Op een dag sloeg hij, onderweg naar Heidelust, met koets en al over de kop op de Plaggenveldweg, een zandweg. Bentinck hield er flinke kneuzingen aan over, maar verder niets. Zijn overlijden, driekwart jaar later, was het gevolg van een hartinfarct. Dat stond los van het eerdere ongeluk, hoewel veel plaatsgenoten wel een link zagen tussen de twee gebeurtenissen.
Goed, genoeg over deze hardrijdende, niet al te charmante baron. Tot slot twee leuke toevalstreffers: in het boek kwam ik Gerhard Johan Duitshof tegen. Laat dat nou de boer zijn die steen en been klaagde over fazanten, hazen en konijnen op zijn land. Hij blijkt samen met Bentinck eigenaar te zijn geweest van de Stoomzuivelfabriek in Heino. De kool die hij verbouwde en die onmiddellijk werd opgevreten door het wild was duidelijk niet zijn enige inkomstenbron. We weten nu dus precies wáár al die fazanten uit de rogge opvlogen, want Duitshof woonde tussen 1908 en 1915 op boerderij ’t Laar in Boetele. Tegenwoordig hoort dit erf bij landgoed Schoonheten, vandaar de vermelding in het boek. En dat brengt ons bij de tweede toevalstreffer: dit is het erf waar, in de 18de eeuw, Willemina Laarman vandaan kwam! Zo zie je maar weer: ik dacht even een adellijk uitstapje te maken, maar ook hier komt een boerderij om de hoek kijken…
vrijdag 1 januari 2016
Fazanten in de rogge: notulen van de A.B.T.B
![]() |
Cultivator, uit Grondbewerking en grondbewerkingsvoertuigen (4e druk 1921). Leuk detail: dit studieboek is door mijn opa Wellenberg gebruikt op de Landbouwwinterschool in Raalte.
|
Notulen zijn natuurlijk per definitie geen spectaculair leesvoer. Inhoudelijk interessant zijn ze wel degelijk, want ze geven een inkijkje in het boerenleven. Er werd gezamenlijk een ‘cultivator’ aangeschaft voor 47 gulden, waarover later gemeld wordt dat hij niet veel gebruikt is. Veel boeren hadden last van wildschade. Boer Duitshof klaagde dat tuinbouw nauwelijks mogelijk was op zijn boerderij: "Zoo had hij bv. eenige dagen geleden kool geplant en op het oogenblik is daar reeds bijna alles van opgegeten door de hazen en konijnen. Ook de fazanten doen heel wat schade, vaak ziet men heele koppels tegelijk uit een haver of roggeveld opvliegen."
De boeren maakten zich ook zorgen om de plaatselijke veemarkt. Er werd maar weinig vee aangeboden. Moest daar niet wat aan gebeuren en zo ja, wat dan? Een commissie oprichten, met steun van de gemeente? Contact zoeken met de collega’s van de Boerenbond? Onder leiding van voorzitter B.W. baron Bentinck werd hier druk over gediscussieerd op donderdagavond 9 november 1911 in het Stationskoffiehuis.
Leden konden ook vragen indienen, die tijdens de bijeenkomsten - steeds in een ander café in Raalte - werden besproken. Over bemesting bijvoorbeeld. Op 2 december 1911 werd in Café Hekkert gesproken over bemesting met slakkenmeel en kainiet. Als je óók al stalmest had gebruikt voor een weiland, was dan er sprake van overbemesting of niet? De leden waren zeer geïnteresseerd in dit soort vragen. Voorzitter Bentinck was overigens afwezig bij deze vergadering, als gevolg van "een ongeluk". In september van het daaropvolgende jaar overleed hij, op 41-jarige leeftijd. Wat er precies was gebeurd, daarover zwijgen de notulen. Waarschijnlijk wist iedereen wat er aan de hand was en hoefde het daarom niet besproken te worden. Wel werd afgesproken, want wat zijn notulen zonder actiepunten, de vader van "onze voortreffelijke voorzitter" per brief te condoleren.
donderdag 10 december 2015
Failliet
![]() |
De map met faillissementen in de periode 1871-1872 van de Arrondissementsrechtbank Deventer |
Negenenveertig gulden en zeventig en een halve cent. Dat krijgt koopman Janzen uit Raalte nog van Gerrit Jan Groote Wolthaar. Janzen heeft zijn dorpsgenoot, winkelier in koloniale waren en logementhouder, vorig jaar sterke drank geleverd en die is ondanks herhaaldelijke aanmaningen nog niet betaald. Reden om zijn faillissement aan te vragen bij de Arrondissementsrechtbank in Deventer. Het is vrijdag 7 augustus 1871 en Janzen is niet de enige schuldeiser, zo vertelt hij aan rechter Van Delden. Winkelierster Johanna Overmars krijgt nog meer dan driehonderd gulden van Groote Wolthaar. Ze heeft haar jonge collega-ondernemer, hij is die zomer dertig geworden, niet alleen goederen verkocht, maar ook geld geleend. Nu is hij met onbekende bestemming vertrokken, zonder zijn schulden te voldoen. Zelfs zijn eigen medewerkers krijgen nog geld van hem.
Ik schreef al eens eerder over deze Gerrit Jan Groote Wolthaar (1841-1905), die Raalte verliet en wiens kinderen over het hele land - en daarbuiten - uitzwermden. In het faillissementsdossier, dat bewaard wordt in het Historisch Centrum Overijssel, zit een lijst met schuldeisers. Er staan leveranciers op van alcoholische dranken en tabak uit Zwolle en Deventer, maar ook uit Nijmegen en Schiedam. Het bedrijf van de weduwe Beernink uit Kampen ging voor meer dan 500 gulden het schip in. Naast zakelijke schuldeisers bleek Groote Wolthaar overal en nergens geld te hebben geleend. 75 gulden van zijn broer Johannes, meer dan 150 gulden van zijn zwager en hetzelfde bedrag van ene Lammers uit Wesepe. Ook boer Bloeme uit Luttenberg (500 gulden) kon zich waarschijnlijk wel voor z’n kop slaan. De meesten van hen zagen hun geld niet terug.
Het zal voor heel wat ophef hebben gezorgd in het dorp. Ook voor de drie broers en de zus van Gerrit Jan zal het een uiterst pijnlijke kwestie zijn geweest. Zouden ze zich nog in het dorp hebben durven vertonen?
maandag 23 november 2015
Op zoek naar "Ome Jas"
Vanwaar mijn interesse in het keuringsregister van de Nationale Militie en specifiek de lichting 1913? Ik was benieuwd of Johannes Wilhelmus Bos Overmars (1893-1966) er in zou staan. “Ome Jas” was de broer van mijn overgrootmoeder Johanna Wilhelmina Groote Wolthaar-Bos Overmars en zo’n beetje het zwarte schaap van de familie.
Wat er precies niet deugde aan “Ome Jas” is niet helemaal duidelijk. Aan de drank? Nare vent? Goed mogelijk. Een intrigerend detail is dat hij op latere leeftijd, naar verluidt, “in een hol” woonde. Dat spreekt nogal tot de verbeelding, hoewel degenen die dit vertellen het van horen zeggen hebben. Waar dit dan was en hoe dat precies zat, niemand die het weet… Wel weet ik dat zijn boerderij in Linderte eind jaren dertig werd geveild en dat hij toen in het dorp ging wonen. Wie weet zou het keuringsregister iets over hem kunnen vertellen.
En jawel, hij was gekeurd en wel op vrijdag 28 juni 1912. Hij werd geschikt bevonden voor de Militie, zonder verdere opmerkingen. Geen sappige details dus. Wel weet ik nu dat Jas bijna 1.65 meter lang was, een borstomvang had van 84 centimeter en niet kleurenblind was. Dat hij niet zoals bijna de helft van zijn mannelijke dorpsgenoten werd afgekeurd, betekent dat hij op 19-jarige leeftijd in ieder geval kerngezond was, zonder in het oog springende fysieke of mentale gebreken. Dat betekent dat de zoektocht naar “Ome Jas” nog niet ten einde is…
zondag 22 november 2015
Geschikt of ongeschikt: Nationale Militie
Dat weten we allemaal omdat de keuringsregisters bewaard zijn gebleven. Je kunt ze inzien in het Historisch Centrum Overijssel. In de registers zijn de keuringsgegevens vastgelegd, zoals de lengte en de borstomvang van de keurlingen en eventuele andere kenmerken die mogelijk van invloed waren. “Zweetvoeten” bijvoorbeeld. Maar ook: “idioot” of “maakt een zwakke indruk”. Voor de zekerheid staat bij dit vakje in het register de waarschuwing “N.B. Deze dicteeren aan den schrijver zonder dat de onderzochte het kan verstaan”.
Bijna de helft van de “lichting 1913” uit Raalte bleek om medische redenen ongeschikt. Het leger beschikte over een lijst met meer dan 350 aandoeningen waarnaar met een nummer verwezen werd. Anno nu betekent het dat je eenvoudig kunt opzoeken dat winkelbediende J.G. de Ruijter werd afgekeurd wegens een eng klinkende oogkwaal (“uitzetting van den oogbol”) en dat landbouwknecht G. Schiphorst last had van een “pispijpzweer”. Landbouwer G. Schotman werd afgekeurd wegens “vermagering en lichaamszwakte” en J.W. Mars, werkzaam als smid, had problemen met zijn ogen ( “verduistering van het hoornvlies”) maar leed ook aan “balzakverslapping”. Het is een vreemde ervaring om uit een archiefstuk zulke persoonlijke informatie te kunnen afleiden over mensen die je niet kent. Hoe moet dat aflopen met landarbeider G.J. Grotenhuis uit Heino, die, zo lezen we, kampt met “verdroging van de oogbol” en “oogbolstuipen”. Hoewel de keuring natuurlijk een momentopname is en niet werd vastgelegd of de persoon in kwestie werd behandeld, zegt het wel iets over de samenleving (relatief veel armoede, eentonige voeding?) en de toegang tot en het niveau van medische zorg honderd jaar geleden.
zondag 3 mei 2015
Een vlieger op het ereveld
![]() |
Still uit Dutch Wings over Jackson (ca. 18e minuut) |
Dit is Henk Grijsen, de zoon van Sophia
Maria Groote Wolthaar en Gerardus Ludovicus Grijsen. Toen hij in
december 1936 naar Nederlands Indië vertrok, hij
was toen 21, moest hij afscheid nemen van zijn moeder en tante in
Castricum. Ik schreef eerder al over de scheiding van zijn ouders.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak kwam hij in het Koninklijk
Nederlands Indisch Leger (KNIL) terecht, bij de afdeling Militaire
Luchtvaart. De vliegers-in-opleiding van het KNIL werden nog voor de
Japanse bezetting geëvacueerd en belandden eerst in Australië en
later in Amerika.
In Jackson, Mississipi, was twee jaar lang de RoyalNetherlands Military Flying School gevestigd. In de documentaire
Dutch Wings over Jackson (2013) is te zien dat de komst van zo'n 500
knappe en goedbetaalde buitenlandse soldaten een hele belevenis was
voor de inwoners van het 60.000 zielen tellende stadje. Het duurde
dan ook niet lang voordat de eerste huwelijken werden gesloten. Dat
gold niet voor Henk, want die was al in Indië getrouwd en had zijn
vrouw Jopie meegenomen. Dat vertelt Jopie namelijk zelf in de
documentaire, waarin ze uitgebreid aan het woord komt.
Sommige vliegers
waren heuse 'dare devils' die onder bruggen en telefoondraden
heenvlogen en dat liep niet altijd goed af. Op de lokale
begraafplaats Cedar Lawn is een ereveld ingericht voor de gevallenen
en daar ligt, helaas, ook Henk Grijsen. Hij verongelukte op 21
oktober 1943 met 2 anderen bij een nachtvlucht, toen hun toestel vlak
na het opstijgen tegen een boomtop vloog.
Abonneren op:
Posts (Atom)