maandag 31 december 2018

Feest in De Poot (1945)

Op de laatste dag van 2018 deel ik nog even deze feestelijke foto van Mies en Diene Bos Overmars in slijterij De Poot, in de Herenstraat in Raalte. Hij is gemaakt in mei of juni 1945, ter gelegenheid van het afscheid van de twee jongens op de foto, Frans Lourens (links) en Theo Bogaart. Zij waren letterzetters uit Amsterdam die in de Hongerwinter in Raalte terecht waren gekomen. De katholieke Frans werd opgevangen bij Mies en Diene, terwijl Theo, die protestants was, een onderkomen vond bij de familie Hoekerswever.

Van links naar rechts: Frans Lourens, Mies en Diene Bos Overmars, Theo Bogaart. (Collectie Riek Hoekerswever)
Dat ik ooit nog een foto van de slijterij zou zien had ik niet durven dromen. Hij komt uit de collectie van Riek Hoekerswever, die reageerde op het artikel dat ik in november in Kruudmoes publiceerde. Dankzij haar en enkele andere lezers zijn een paar puzzelstukjes van het verhaal van Mies en Diene en hun broer Jas op hun plaats gevallen. Ik heb inmiddels een update geschreven, die ik t.z.t ook hier zal plaatsen.

Wordt vervolgd!

zondag 25 november 2018

De schuld van Jas (1938)

Ik hou erg van oud papier: archiefmateriaal, boeken en historische kranten. Maar er zijn natuurlijk meer manieren om iets over het verleden te weten te komen, zoals verhalen van betrokkenen. Onlangs schreef ik voor Kruudmoes, het blad van de historische vereniging Raalte, dit artikel over Mies en Diene Bos Overmars, de zussen die samen slijterij De Poot runden. Daarbij kwam ook de boerderij ter sprake waar ze opgroeiden en die in 1938 door hun broer Jas werd verkocht. Het artikel leverde meerdere reacties op, waaronder een interessante tip over Jas. 

Ik heb op dit blog al vaker geschreven over de wat mysterieuze Jas, die ooit "in een hol" zou hebben gewoond. Meer informatie heb ik eigenlijk nooit kunnen vinden over hem. Tot nu, want gisteren sprak ik iemand die Jas heeft gekend (!) en meer wist over het verlies van de boerderij. Deze man, een tachtigplusser die opgroeide in Boetele, vertelde dat in zijn jeugd het verhaal de ronde deed dat Jas geld had geleend van iemand en dat niet kon terugbetalen. Ze kregen ruzie en uiteindelijk leidde dit tot de verkoop van de boerderij. Ik neem aan dat zijn schuldeiser beslag heeft laten leggen op het huis en het land en vervolgens alles geveild is.

Naar het schijnt was de lening geen groot bedrag en de verontwaardiging in de buurt was groot. Na de verkoop was Jas "totaal van de kaart" en niet benaderbaar. "Niemand durfde bij hem in de buurt te komen." Jas zou zelfs zó kwaad zijn geweest, dat hij het geld dat overbleef na de verkoop nooit zou hebben opgehaald. Zo ging in ieder geval het verhaal. Het principieel weigeren van het geld is een veelzeggend detail. Ook als het niet waar is, zegt het iets over het karakter van Jas dat mensen in zijn omgeving dit geloofden.

Over een eventuele dakloze periode of andere problemen had diegene die me dit vertelde overigens nooit iets gehoord. Toen hij Jas kende was deze gewoon ergens in de kost in Raalte ("bij Harry Doevelaar"). Hij zou voor de Heidemij hebben gewerkt en ging op zondag naar de kerk. Mooi om na al die tijd meer over Jas Bos Overmars te weten te komen.

Het krantenbericht uit 1938 over de veiling van de boerderij (Collectie Stadsarchief Deventer)
Met dank aan de heer Kieftenbeld



donderdag 25 oktober 2018

Uit schooien in Linderte (1904)

Hoe overleefde je vroeger als je geen werk had? Blijkbaar kon niet iedereen op hulp van de kerk rekenen. In het Deventer Dagblad kwam ik onderstaand bericht tegen over een arme dagloner die met zijn vrouw en zes kinderen in een hutje op de hei in Linderte woonde. Op 5 oktober 1904 moest hij zich bij de rechtbank in Zutphen verantwoorden voor het stelen van spullen in Haarle, waaronder een plank(!), twee emmers en een kruiwagen.

De journalist tekende op dat de man 43 was, maar meer leek op "een zestiger, zo ellendig vervallen ziet hij eruit." Voor liefdadigheid kwam hij niet in aanmerking vanwege zijn leeftijd, maar werken lukte ook niet. Resultaat: zijn vrouw moet "uit schooien" en hij steelt "alles wat maar onbeheerd is". Hoe zou het zijn afgelopen met dit gezin? Het is overigens goed denkbaar dat mijn overgrootmoeder Miete, die ook in Linderte woonde en op dat moment dertien was, deze mensen van gezicht gekend heeft. Goede kans dat ze wel eens aan de deur zijn geweest om wat eten te vragen. Of om een plank te "lenen" misschien?

Deventer Dagblad, 7 oktober 1904 (Collectie Stadsarchief Deventer)

zondag 16 september 2018

Uit Salland naar Utrecht

De poort van de voormalige Bisschopshof in de Servetstraat (Foto: Mark Keaney CC BY 4.0)

Op deze plek vlakbij de Domtoren stond het paleis van de bisschop van Utrecht. Het paleis zelf is in 1803 gesloopt, er staat nog een toegangspoort. Ik woon zelf in de binnenstad van Utrecht en ben hier ontelbare keren langs gelopen en gefietst, zonder er echt naar te kijken overigens.

In de Middeleeuwen was de bisschop van Utrecht eigenaar van een groot deel van Salland. Van de 165 boerderijen in Raalte en omgeving waren er minimaal 68 zijn eigendom, zo is te lezen in Mens en land in het hart van Salland van Theo Spek e.a. Twintig van die boerderijen waren domeingoederen, ook wel tafelgoederen genoemd. Dat betekende dat de opbrengsten bedoeld waren voor het levensonderhoud van de bisschop. De andere boerderijen werden in leen uitgegeven.

Ik schreef al eens over Linderte in deze periode, maar heb het boek van Theo Spek er naar aanleiding van de vondst over erve Siebelt weer eens bij gepakt. De geschiedenis van die boerderij gaat namelijk terug tot de Middeleeuwen, best bijzonder.

In Heeten bezat de bisschop zes domeingoederen en Siebelt, toen bekend onder de naam Zyboldinck, was er één van. De boerderij lag langs de weg van Heeten naar Wesepe en Deventer, de huidige Weseperweg. Waar precies is me niet helemaal duidelijk, maar daar is vast wel achter te komen.

De pachters van de domeingoederen ("meiers") moesten verschillende keren per jaar pacht komen afdragen op het bisschoppelijk hof in Deventer of Colmschate. Naast de pacht waren er vaste momenten waarbij graan, varkens, kippen of hooi moesten worden afgedragen. De pachter van Zyboldinck moest overigens niet alleen pacht betalen aan de Utrechtse bisschop, maar was ook schatplichtig aan een andere religieuze instelling, het Sint Walburgkapittel in Zutphen.

Hoe zou dat precies in zijn werk zijn gegaan? Kwamen varkens en kippen uit Salland daadwerkelijk op tafel hier in Utrecht of werden de pacht en de ingebrachte goederen omgezet in geld om, bijvoorbeeld, luxe goederen aan te schaffen, personeel te betalen of het bisschoppelijk paleis te verfraaien? Misschien wel allebei. Ik loop in ieder geval niet meer voorbij zonder even te denken aan de Sallandse boeren die hebben bijgedragen aan dit stukje Utrecht.

zondag 29 juli 2018

Bij de notaris (1888)


Op vrijdag 1 juni 1888 ondertekenen Gerrit Voorthuis en zijn vrouw Anna Maria Oostewechel uit Heeten hun testament op het kantoor van notaris Jordens in Deventer. Het jonge echtpaar - ze trouwden een kleine drie weken geleden in Diepenveen, waar Anna Maria vandaan komt - wijst elkaar als erfgenaam aan.

Nu zijn we 130 jaar verder en wordt het archief van deze notaris bewaard in het Stadsarchief Deventer. Daar heb ik vorige week de aktes kunnen bekijken in de studiezaal. Inhoudelijk zijn de testamenten niet bijster interessant. Er worden geen specifieke bezittingen genoemd en los van de getuigen (een schoenmaker en kleermaker die deze rol bij een groot aantal akten vervulden en waarschijnlijk bij de notaris om de hoek woonden) ook geen personen. Toch bevatten de stukken zeer interessante informatie, die een nieuwe impuls geeft aan mijn onderzoek.

Eerst nog even over Gerrit Voorthuis. Hoe zat het ook alweer? Gerrit was de broer van Gerritdina Joanna Voorthuis, mijn bet-overgrootmoeder. Ik schreef onlangs al een stukje over hem, op basis van zijn bidprentje. Nu heb ik dankzij hem een belangrijke ontdekking gedaan.

Gerrit en Anna Maria worden in hun testament namelijk beschreven als "bewoner van erve Siebelt". Siebelt, in de eeuwen ervoor ook wel Zyboldinck genoemd, de boerderij in Heeten waar dit blog zijn naam aan dankt, maar waar ik eigenlijk nog maar weinig over heb geschreven.

Dat er via de voorouders van Gerrit Voorthuis (en zijn zussen) een link was met dit erve wist ik uiteraard. De oma van Gerrit Voorthuis heette Maria Siebelt en háár moeder Willemina werd (soms ook) Siebelt genoemd. Zij werden geboren in respectievelijk 1780 en 1753, toen Sallandse boerderijbewoners nog werden aangeduid met de naam van hun erve. Dat veranderde toen in 1811 de Burgerlijke Stand werd ingevoerd. Waar de generaties erna precies woonden wist ik nog niet.

Deze vondst is een sterke aanwijzing dat Siebelt niet alleen de boerderij was waar in de 18de eeuw de oudste ‘verre verwanten’ die ik heb gevonden vandaan kwamen, maar dat het ook ruim een eeuw later nog in de familie was. En dat Siebelt dus, zeer waarschijnlijk, het ouderlijk huis was van Gerritdina Joanna Voorthuis, mijn bet-overgrootmoeder. Binnenkort meer over deze boerderij.

Het ondertekende testament van Gerrit Voorthuis. Ik kwam dit testament op het spoor dankzij een vermelding in de collectie Boerderijendocumentatie van het Stadsarchief Deventer, een uitermate nuttige informatiebron waarin voor een aantal archiefcollecties is bijgehouden welke boerderijen, in combinatie met persoonsnamen, er in worden genoemd.



maandag 21 mei 2018

De stiefmoeder (1900)

Zaterdag 19 april 1900. Op het gemeentehuis in Heino trouwen, na elkaar, broer en zus Kortstee. Eerst trouwt de 31-jarige Asuerus Antonius Kortstee met zijn 22-jarige verloofde, dan is het de beurt aan Antonia Maria Kortstee. Zij is 29, haar kersverse echtgenoot Joannes Henricus Bos Overmars is 41 jaar en weduwnaar, met zes kinderen. Antonia Maria wordt de stiefmoeder van mijn overgrootmoeder Miete, die dan negen is.

Ik schreef niet eerder over Antonia Maria Kortstee. Misschien omdat ze 'maar' een stiefmoeder was, of omdat ook zij jong stierf. Des te meer reden om me eens in haar te verdiepen. Wat is er over haar te vertellen?

Haar bidprentje staat vol met religieuze teksten en bevat nauwelijks biografische informatie. Ze was een boerendochter uit de Veldhoek, concludeer ik uit advertenties van haar vader en later haar broer die te vinden zijn via delpher.nl. Op "erve Kortstee" worden onder meer hooi, haver en percelen dennenbomen te koop aangeboden. De boerderij lag "nabij den Berkendijk", "aan de harde weg van Heino naar Rechteren".

De familie Kortstee lijkt niet zonder invloed te zijn geweest in Heino. In de inventaris van het archief van de parochie Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming wordt vermeld dat haar vader betrokken was bij de oprichting van de parochie en de bouw van de kerk. Hij zat ook in het kerkbestuur.

Antonia Maria was de jongste in het gezin Kortstee. Dat ze op dezelfde dag als haar broer trouwde is niet vreemd, dat kwam wel vaker voor. Het voorjaar was sowieso het trouwseizoen voor landbouwers, is mijn indruk. Ik vermoed dat er in dit geval nóg een praktische reden was. Uit de genoemde advertenties leid ik af dat deze broer de boerderij overnam. Als je er vanuit gaat dat Antonia Maria nog thuis woonde (en werkte, laten we dat niet vergeten) is het goed mogelijk dat ze plaatsmaakte voor de nieuwe vrouw des huizes.

Je vraagt je af hoe het ging tussen haar en de kinderen Bos Overmars, die hun moeder zes jaar daarvoor hadden verloren. Het huwelijk duurde vier jaar en in die tijd kwamen er nog drie kinderen bij, twee meisjes en een jongen. De laatste overleed zeven weken na zijn geboorte, eind april 1904. Drie weken later overleed ook Antonia Maria, op 21 mei 1904, vandaag precies 114 jaar geleden.

Detail van de huwelijksakte, met de handtekeningen van J.H. Bos Overmars, A.M. Kortstee, haar vader H. Kortstee, en de getuigen, schoenmaker J.H. Jorink, Th. vd Vegte, veldwachter J. Mulder en gemeentesecretaris J. Hartholt.


zondag 6 mei 2018

Bidden voor oom Gait (1922)

“Wat valt er toch weinig te rekenen op het leven van den mensch! Hij gelijkt aan het gras en bloeit als eene bloem op het veld. De wind waait er overheen en hij is niet meer.”

Aldus het bidprentje van Gerardus Willibrordus Voorthuis, overleden op 1 februari 1922 in Heeten. Hij was een oom van mijn overgrootmoeder Miete Bos Overmars, de broer van haar in 1900 overleden moeder.

Detail van het bidprentje van G.W. Voorthuis (Collectie CBG Centrum voor Familiegeschiedenis)
Ik was onlangs op een symposium over bidprentjes, georganiseerd door het Katholiek Documentatiecentrum van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Tegenwoordig zien we bidprentjes als een herinnering aan een overledene, oorspronkelijk waren ze ook een aansporing om te bidden voor zijn of haar ziel. Veel mensen bewaarden prentjes in hun missaal (kerkboek) en gebruikten ze dus ook als zodanig. Overigens had ik me nooit echt gerealiseerd dat bidprentjes een specifiek katholieke traditie zijn.

Reden om thuis nog eens wat beter naar foto’s van bidprentjes te kijken die ik de afgelopen jaren tegenkwam. Het prentje van Gerardus Voorthuis bevat veel feitelijke informatie over zijn leven en dat is leuk voor de genealoog. Hij was lid van de gemeenteraad - dat had toch een bepaalde status en zegt iets over de familie Voorthuis - en hij zong in het parochiekoor.

Ook is te lezen hoe hij aan zijn einde kwam: "Hij is ziek geworden en er was niemand die hem kon helpen." Na deze modern aandoende tekst volgen woorden die duidelijk wel uit een andere tijd komen: "…God heeft hem een heerlijk sterven geschonken. Eenige oogenblikken voor zijn dood werd hij nog gesterkt door de H. Communie, zoodat Jezus hem in zijn laatste oogenblikken van strijd bijstond!"

Gerardus Voorthuis werd 66 jaar en liet een echtgenote achter. Waarschijnlijk hebben de kinderen Bos Overmars - waar Miete er één van was - altijd wel contact gehouden met de 'Voorthuis-kant' van de familie. Hun overleden zusje Johanna Theresia was immers opgevoed bij tante Everdina Voorthuis in Haarle. Ik stel me dan ook voor dat ook zij dit bidprentje in hun bezit hadden en misschien zelfs wel eens een gebedje gewijd hebben aan 'oom Gait'.