maandag 18 januari 2016

De erfenis van Gerritdina Voorthuis (1894)

Belasting betalen is iets van alle tijden en alleen al om die reden een zegen voor de genealoog. Ik heb me onlangs verdiept in de zogeheten memories van successie. Net als nu moesten erfgenamen in de negentiende eeuw belasting betalen over erfenissen. De memories van successie - in het archief in Zwolle op microfiche te raadplegen, helaas niet online zoals in veel andere provincies - geven inzicht in de bezittingen van de overledene en zijn daarom bijzonder interessant.

Ik was benieuwd naar de erfenis van Gerritdina Joanna Voorthuis, de moeder van mijn overgrootmoeder Miete. Ze was pas 34 toen ze in februari 1894 overleed, een dag na de geboorte van haar zesde kind. Haar man Joannes Henricus Bos Overmars deed in oktober van dat jaar aangifte van haar nalatenschap. In de akte is te lezen dat zijn vrouw zonder testament was overleden. Als gevolg daarvan waren haar vijf nog in leven zijnde kinderen ieder voor één vijfde erfgenaam. De nalatenschap bevatte "geene goederen", "geene effecten" en ook "geene periodieke uitkering". Wat Gerritdina Joanna wėl naliet was grond.

Om precies te zijn de helft van de grond die ze samen met haar man bezat. Dat wil zeggen de helft van maar liefst 30 percelen, voornamelijk in Linderte. In totaal bezat het echtpaar ruim 36 hectare. bestaande uit “weiland, bouwland, heide, dennen en heide, weiland en heide, uitweg, grasgrond, schuur en erf, hooiland, huis, schuur en weiland en dennenbosch” met een totale waarde van ruim zevenduizend gulden.

Dat was nog niet alles. Achter de oorspronkelijke akte zit nog een supplement dat een paar weken later werd opgesteld. Joannes Henricus was namelijk vergeten drie percelen veengrond, "gelegen in de gemeente Wierden", op te geven. Zou het om een soort belegging gaan? Aangeschaft met het idee dat het meer waard werd na ontginning? Veel waard was het in ieder geval niet. De in totaal 22 are (2200 vierkante meter) was “voor de helft” slechts vijftien gulden waard.

zaterdag 9 januari 2016

De dood van baron Bentinck (1912)

Berend Willem Bentinck (1871-1912)
foto uit het genoemde boek,
collectie St. Archivariaat Bentinck Schoonheten
De mededeling in de genoemde notulen over het ongeluk en het overlijden van baron Berend Willem Bentinck maakten me nieuwsgierig. Wat zou er gebeurd zijn? In het boek Schoonheten en de Bentincks (2006) van Wim Hoogeland vond ik meer informatie over hem. Niet bijster positief overigens. Hoogeland schrijft: “Buitenshuis schijnt hij een vriendelijk man te zijn geweest, maar thuis (…) zeer moeilijk in de omgang.” Lui, met een neiging naar corpulentie. Hij hield van het buitenleven, dus wat dat betreft zat hij op zijn plek in Schoonheten, waar hij met zijn ouders woonde.

En zo heel erg lui was hij nu ook weer niet, want hij was zeer geïnteresseerd in landbouw. Hij liet een boerderij bouwen, Heidelust, in een gebied dat net ontgonnen was, en was daar dagelijks te vinden. Hij hield van paarden, wijn, sigaren en hard rijden met zijn koets. Op een dag sloeg hij, onderweg naar Heidelust, met koets en al over de kop op de Plaggenveldweg, een zandweg. Bentinck hield er flinke kneuzingen aan over, maar verder niets. Zijn overlijden, driekwart jaar later, was het gevolg van een hartinfarct. Dat stond los van het eerdere ongeluk, hoewel veel plaatsgenoten wel een link zagen tussen de twee gebeurtenissen.

Goed, genoeg over deze hardrijdende, niet al te charmante baron. Tot slot twee leuke toevalstreffers: in het boek kwam ik Gerhard Johan Duitshof tegen. Laat dat nou de boer zijn die steen en been klaagde over fazanten, hazen en konijnen op zijn land. Hij blijkt samen met Bentinck eigenaar te zijn geweest van de Stoomzuivelfabriek in Heino. De kool die hij verbouwde en die onmiddellijk werd opgevreten door het wild was duidelijk niet zijn enige inkomstenbron. We weten nu dus precies wáár al die fazanten uit de rogge opvlogen, want Duitshof woonde tussen 1908 en 1915 op boerderij ’t Laar in Boetele. Tegenwoordig hoort dit erf bij landgoed Schoonheten, vandaar de vermelding in het boek. En dat brengt ons bij de tweede toevalstreffer: dit is het erf waar, in de 18de eeuw, Willemina Laarman vandaan kwam! Zo zie je maar weer: ik dacht even een adellijk uitstapje te maken, maar ook hier komt een boerderij om de hoek kijken…

vrijdag 1 januari 2016

Fazanten in de rogge: notulen van de A.B.T.B

Cultivator, uit Grondbewerking en grondbewerkingsvoertuigen (4e druk 1921). Leuk detail: dit studieboek is door mijn opa Wellenberg gebruikt op de Landbouwwinterschool in Raalte.
Viel dat even tegen. Ik dacht 'even' wat jaargangen notulen door te nemen van de Aartsdiocesane Rooms-Katholieke Boeren- en Tuindersbond (A.B.T.B), afdeling Raalte. Maar als die notulen met de hand geschreven zijn in oude schriftjes, dan moet je daar echt voor gaan zitten. Snel 'scannen' gaat niet. Ik heb het bij een paar jaargangen gehouden, die van 1911 en 1912.

Notulen zijn natuurlijk per definitie geen spectaculair leesvoer. Inhoudelijk interessant zijn ze wel degelijk, want ze geven een inkijkje in het boerenleven. Er werd gezamenlijk een ‘cultivator’ aangeschaft voor 47 gulden, waarover later gemeld wordt dat hij niet veel gebruikt is. Veel boeren hadden last van wildschade. Boer Duitshof klaagde dat tuinbouw nauwelijks mogelijk was op zijn boerderij: "Zoo had hij bv. eenige dagen geleden kool geplant en op het oogenblik is daar reeds bijna alles van opgegeten door de hazen en konijnen. Ook de fazanten doen heel wat schade, vaak ziet men heele koppels tegelijk uit een haver of roggeveld opvliegen."

De boeren maakten zich ook zorgen om de plaatselijke veemarkt. Er werd maar weinig vee aangeboden. Moest daar niet wat aan gebeuren en zo ja, wat dan? Een commissie oprichten, met steun van de gemeente? Contact zoeken met de collega’s van de Boerenbond? Onder leiding van voorzitter B.W. baron Bentinck werd hier druk over gediscussieerd op donderdagavond 9 november 1911 in het Stationskoffiehuis.

Leden konden ook vragen indienen, die tijdens de bijeenkomsten - steeds in een ander café in Raalte - werden besproken. Over bemesting bijvoorbeeld. Op 2 december 1911 werd in Café Hekkert gesproken over bemesting met slakkenmeel en kainiet. Als je óók al stalmest had gebruikt voor een weiland, was dan er sprake van overbemesting of niet? De leden waren zeer geïnteresseerd in dit soort vragen. Voorzitter Bentinck was overigens afwezig bij deze vergadering, als gevolg van "een ongeluk". In september van het daaropvolgende jaar overleed hij, op 41-jarige leeftijd. Wat er precies was gebeurd, daarover zwijgen de notulen. Waarschijnlijk wist iedereen wat er aan de hand was en hoefde het daarom niet besproken te worden. Wel werd afgesproken, want wat zijn notulen zonder actiepunten, de vader van "onze voortreffelijke voorzitter" per brief te condoleren.